Een ‘lerende overheid’ zonder toetsmoment blijft steken in retoriek

Besturen is mensenwerk, en fouten zijn menselijk. Maar wanneer dezelfde fouten zich blijven herhalen, wanneer de burger steevast het nakijken heeft, en wanneer “we zijn een lerende organisatie” het standaardantwoord is op kritiek, dan dringt zich een ongemakkelijke vraag op: wanneer is het eigenlijk examentijd?

In mijn contacten met gemeentelijke bestuursorganen valt me op hoe vaak het mantra van de lerende organisatie wordt aangehaald — als reactie op disfunctioneren, vertragingen of onzorgvuldige besluitvorming. Maar het lijkt een rituele zin geworden, bedoeld om te sussen in plaats van te veranderen.

Ik doe veelvuldig zaken met gemeentebesturen, in de functie van belangenbehartiger. In de praktijk zie ik een overheid die te vaak klachten laat escaleren tot procedures van jaren, die burgers het gevoel geeft tegen een muur te praten, en die — in sommige gevallen — grenzen van behoorlijk bestuur overschrijdt. Voorbeelden? Cameratoezicht zonder deugdelijke juridische basis. Invloed op conceptteksten van bezwaarcommissies. Dossiers waarin sprake is van stelselmatige vertraging of zelfs obstructie.

Er bestaat iets menselijks: Een artikel 5-procedure * die veel leed kan voorkomen. Evenals de aanbevelingen van de Nationale of regionale Ombudsmannen. Maar hun doorwerking stokt als er geen politieke of bestuurlijke wil is om werkelijk iets met die aanbevelingen te doen. Van vier zaken die ik de afgelopen jaren onder de aandacht bracht, werd er slechts één afgerond met een rapport waarin de burger in het gelijk werd gesteld. De aanbevelingen zijn vervolgens niet opgevolgd. De overige zaken strandden in bestuurlijk stilzwijgen of ontwijkend gedrag. Geen oplossing dus en geen rechtsbescherming.

Er is een pleidooi, van de Ombudsman Rotterdam Rijnmond, voor het zogenoemde Zimmen-model — vroegtijdige, informele geschiloplossing — is sympathiek. Maar het veronderstelt een bestuurscultuur die zich openstelt voor correctie. Die cultuur ontbreekt vaak. De bestuurlijke reactie luidt veelal: “Ik herken me daar niet in.” Maar wie zich structureel niet herkent in kritiek, kan ook niet leren. En als het woord “sorry” niet in een woordenboek voorkomt, wordt het heel lastig voor iedereen.

Er is iets ongemakkelijks aan een overheid die zichzelf als ‘lerend’ presenteert, maar zelden publieke rekenschap aflegt van wat er is geleerd. Een lerende organisatie is geen eindeloze belofte zonder gevolg. Zij is pas geloofwaardig als fouten worden erkend, patronen worden doorbroken, en burgers weer het gevoel krijgen dat hun stem iets waard is.

De vraag is dus niet: leert de overheid? De vraag is: wie toetst of ze geleerd hééft? Een “lerende overheid” zonder toetsmoment blijft steken in retoriek.

* Onder artikel 5 wordt verstaan: Als iets onbedoeld heel onredelijk slecht uitvalt voor de burger, zien ‘we’ zaken door de vingers en wordt er geen principezaak van gemaakt. 

Verschenen bij Joop van BNNVARA

Dit bericht is geplaatst in Columns, Openbare Orde, Politiek, Sociaal. Bookmark de permalink.