Vandaag wordt er opnieuw gesproken over plannen om het openbaar vervoer gratis te maken voor een deel van de bevolking. Dit levert weer een enorme en miljoenen kostende bureaucratie op. Begrijp me niet verkeerd, ik gun de doelgroepen absoluut hun gratis OV. Tegelijkertijd wordt gesteld dat dit geen oplossing zou zijn voor de problemen in het OV. Het is hoog tijd dat we serieus overwegen om het openbaar vervoer volledig gratis te maken. Het kan, en het moet ook.
Laten we een voorbeeld nemen: Luxemburg. Dit kleine land heeft het openbaar vervoer al gratis gemaakt voor de hele bevolking en toeristen. Het resultaat is indrukwekkend: moderne, frequent rijdende hippe trams, treinen en bussen, een efficiënt systeem dat uitstekend functioneert. Het levert aldaar ook helemaal geen problemen op. Geen overvolle bussen, geen gedoe. De kosten worden gedekt door belastinginkomsten, en hoewel Luxemburg een kleinere bevolking heeft, biedt het een perfect bewijs dat het mogelijk is. Waarom zouden we in Nederland dan niet hetzelfde kunnen doen?
Ja, Nederland is groter, maar dat betekent niet dat we deze uitdaging niet kunnen aangaan. De kosten zijn wel degelijk te overzien en goed te verdelen over een veel grotere bevolking, als we bereid zijn de nodige stappen te zetten. In 2023 droegen reizigers via kaartverkoop bijna 2,8 miljard euro bij aan de kosten van het openbaar vervoer. Dit is het bedrag dat we moeten compenseren om het OV gratis te maken. De overige kosten worden immers al collectief gedragen, en bepaalde uitgaven, zoals voor kaartcontrole, toegangspoortjes, en de kosten voor TransLink (OV-chipkaart / OV Pay), vervallen wanneer het OV gratis wordt. Het beheer van TransLink kost ons jaarlijks rond de 100 miljoen euro. Dit is geld dat we kunnen besparen. Ook de enorme kosten van controlesystemen en BOA’s kunnen we afschaffen.
De aanbestedingsmethoden kunnen ook veel gemakkelijker. Voor hen vervalt het bezettingsrisico. De politiek bepaalt immers hoe vaak een route moet worden gereden. Men hoeft zich geen zorgen te maken over de bezettingsgraad. De bedrijven hoeven dus ook niet meer te zorgen voor eigen opbrengsten. Dat zal de aanbestedingsprijs ook goed kunnen drukken.
De vraag is: hoe betalen we dit? Het antwoord is simpel: door een herverdeling van de kosten. Er zijn verschillende manieren waarop we dit kunnen aanpakken:
- Belasting op gemotoriseerd verkeer: Nederland telt in 2024 bijna 11 miljoen motorvoertuigen. Als we deze voertuigen een kleine bijdrage laten leveren, bijvoorbeeld €20 per maand, is het voldoende om het gratis OV te financieren. Dit bedrag is voor de meeste autobezitters een schijntje — ongeveer de prijs van een kwart tank benzine of amper 4 uurtjes parkeren in een grote stad.
- Belasting via huishoudens: Met 8 miljoen huishoudens in Nederland kunnen we het benodigde bedrag ook via hen herverdelen. Het gaat dan om slechts €25 per huishouden per maand. Ook dit is een relatief geringe bijdrage, die makkelijk opgebracht kan worden.
- Verrekening via inkomstenbelasting: Tenslotte kunnen we de kosten via de inkomstenbelasting of loonheffing verdisconteren. Dit zou neerkomen op een bescheiden €20 per maand per belastingplichtige, wat een laag bedrag is voor de meeste Nederlanders.
De financiële haalbaarheid is daarmee evident. De vraag die we moeten stellen is niet of het kan, maar of we bereid zijn om de stap te zetten. Waar een wil is, is er altijd een weg. In dit geval een busbaan.
Er zijn natuurlijk altijd uitvoeringsproblemen en logistieke vraagstukken die opgelost moeten worden, maar die zijn oplosbaar. In Luxemburg loste men het op en in Duitsland heeft men ervaring opgedaan met het (bijna) gratis maken van het OV. Grote onoplosbare capaciteitsproblemen deden zich niet voor. Het gaat erom of we het politieke en maatschappelijke draagvlak kunnen creëren om het gratis OV daadwerkelijk te realiseren. De tijd om deze discussie af te wijzen is voorbij. Het is tijd om concrete stappen te zetten naar een toekomst waarin openbaar vervoer voor iedereen gratis is. Het kan namelijk makkelijk.