De Raad van State laat feitelijk toe dat overheden informatie verstrekken waardoor je in strafrechtelijke problemen kunt komen! Het is een heel verhaal, voortkomend uit een ruim 350 pagina’s dossier, maar het is wel belangrijk.
Een tijd geleden deed een VVD wethouder (Igor Bal) van de Gemeente Nissewaard een uitspraak, waarin hij een burger impliciet beschuldigde van het plegen van een strafbaar feit. De burger pikte dat niet, want het was onwaar en hij kon zich niet verdedigen tijdens de vergadering waarin dat gebeurde. De beschuldiging kwam in de media terecht, waardoor de betreffende burger zich geschaad voelde.
De uitlatingen van de wethouder waren een gevolg van een ernstige zaak: Onder de verantwoordelijkheid van de Gemeente had men van bijna 1000 bijstandsgerechtigden vingerafdrukken afgenomen. Dit mocht natuurlijk absoluut niet en daartegen werd door de burger, samen met de FNV actie ondernomen. En met succes! Het in hun ogen criminaliseren van bijstandsgerechtigden is een zeer ernstige zaak. Een zaak waar zelfs een PvdA wethouder een rol had (Wouter Struijk). De gemeente werd hiervoor overigens nooit vervolgd, in tegenstelling tot een aantal bedrijven, omdat de Autoriteit Persoonsgegevens andere prioriteiten had. De bijstandsgerechtigden hebben overigens nimmer persoonlijk een excuus gekregen voor het afnemen van hun vingerafdrukken.
Terug naar de zaak. De burger diende een klacht in bij de werkgeverscommissie van de gemeente, want wat de wethouder deed had geen pas. De zaak kreeg een reeks wendingen. Zo verklaarde één van de leden (een raadslid) van de werkgeverscommissie dat voorafgaand aan het in behandeling nemen van de klacht werd afgesproken om de klacht ongegrond te verklaren. Alleen moesten daar de argumenten bij worden gezocht. Een D66 Raadslid wierp zich op om dat uit te zoeken, aldus de verklaring.
Er volgden 2 hoorzittingen. Een met alleen de burger en een met de wethouder en de burgemeester. Maar zoals vooraf bedacht werd de klacht afgewezen. Wethouders mogen dus in die gemeente burgers valselijk beschuldigen in het openbaar, zonder dat de burger wordt gevraagd om een weerwoord. Althans dat vindt impliciet een werkgeverscommissie, die in meerderheid bestond uit coalitiepartijen. In een later stadium stelde de Rotterdamse Ombudsman vraagtekens bij de samenstelling van de werkgeverscommissie! Dat leidde overigens niet tot een betere samenstelling van die commissie.
De burger vroeg de geluidsopnamen van de beide hoorzittingen op, om ze later te kunnen publiceren. Zo kunnen andere burgers horen hoe over hen wordt gesproken in een besloten klachtencommissie met vrijwel alleen politici erin.
De Gemeente wilde de geluidsopnamen wel verstrekken, maar dan zonder censuur. Men “had de apparatuur niet” om namen en andere zaken weg te piepen, zo schreef men de burger. Bij papieren documenten pakt men een zwarte stift. In de ogen van de burger is een geluidsopname gelijk aan een document. Later werd in een bijeenkomst met 2 wethouders, de burgemeester en hoofd juridische zaken tegen de betreffende burger gezegd: “Als u deze opnamen openbaar maakt gaan we van de WOB naar de AVG en brengt u zichzelf in gevaar”. Kortom, men legt daarmee het risico van een wetsovertreding bij de WOB-WOO-vrager. Daarmee is de burger feitelijk monddood. Je weet nooit, als burger, wat eigenlijk al dan niet rechtmatig in de openbaarheid mag komen. Er wordt dus zelfcensuur aan de WOB-WOO-verzoeker opgelegd. Een burger kan leeglopen aan juridische kosten, als de overheid kwaad wil. We hebben de afgelopen jaren gezien dat de overheid niet altijd zuiver op de graad is.
Deze zaak kwam voor de bestuursrechter en uiteindelijk voor de Raad van State. De burger vindt dat hij veilig de opnamen moet kunnen openbaren. Want anders is volledige openbaarmaking imaginair. De burger werd immers impliciet door het College van B&W bedreigd met strafvervolging als hij de opnamen onverkort zou publiceren.
De Staatsraad concludeerde in zijn uitspraak dat de impliciete “bedreiging” van de Gemeente “geen betekenis heeft in het bestuursrecht” en dat de burger “heeft gekregen waar hij om vroeg”. Daarom verklaarde de Staatsraad de klacht ongegrond. De burger kreeg geen gelegenheid, tijdens de zitting, om in te gaan op de conclusies van de Staatsraad, en mocht ook geen nieuwe informatie inbrengen. Op de eis van de burger dat de overheid alleen informatie mag verschaffen die veilig door de burger mag worden gepubliceerd, werd in het geheel niet ingegaan. Verder ging de Staatsraad er aan voorbij dat er nog niets is verstrekt, dus niets is verkregen door de burger. Tot op de dag van vandaag heeft de burger de geluidsopnamen niet ontvangen.
Er zijn wel 2 forse problemen met deze uitspraak voor alle WOB-WOO verzoekers. De overheid kan vanaf heden moedwillig passages laten staan waardoor burgers later kunnen worden geconfronteerd met het strafrecht. De verantwoordelijkheid van censureren wordt nu bij de burger gelegd. De uitspraak van het College van B&W duidt daarop. Ook het feit dat de Raad van State besliste dat de burger heeft gekregen waarom hij heeft gevraagd, maakt de burger bestuursrechtelijk rechteloos. De opnamen zijn immers niet verstrekt en de Gemeente maakt ook geen aanstalten om ze te verstrekken.
Dus beste WOB-WOO verzoekers: Pas op, strafvervolging ligt op de loer!